Mijn verhalen
Het was half augustus in het jaar 1997 en heerlijk droog warm zomerweer. De tarwe stond prachtig, goudglanzend gerijpt op het land. De oogst was in volle gang en overal was het diepe gebrom van de combines te horen. Oogsttijd, spannende tijd! Zou de oogst droog binnenkomen? Ze voorspelden regen.
Een paar weken eerder, op 6 augustus, werden, midden in een tarweveld, drie poezenkindjes geboren. Mamapoes had een heerlijk veilig, warm nestje voor haar kindjes gemaakt. Ze was een goede moeder en zorgde met veel liefde en wijsheid voor de kleintjes. Die eerste twee weken deden ze weinig anders dan drinken en slapen en drinken. Er was gelukkig genoeg voedsel te vinden. Het was een zacht voorjaar geweest. Die morgen had ze zelfs twee muizen gevangen. Eentje had ze zelf verorberd, de andere had ze mee naar het nestje gebracht. Maar de kids waren daarin nog niet geïnteresseerd, dus mama at die ook maar zelf op. Tevreden waste ze haar kindjes. Ineens…wat was dat? Ze hoorde een vreselijk lawaai. Een diep, dof gebrom. De grond trilde helemaal! Het kwam sneller dichter en dichterbij... In paniek vluchtte ze weg.
Het nestje lag te goed verstopt. De tractorrijder met zijn hongerige stro-pers kon niet zien dat daar een poezenfamilie woonde. Hij reed dwars over het nestje heen.
Eén kleintje werd op slag gedood, het andere was zo erg gewond dat ze het moesten laten inslapen. Één kittentje had niets. De boer vond het heel erg, maar hij kon er ook niets aan doen. Hij pakte het kittentje voorzichtig op en bracht haar naar Mevrouw Proos die naast het tarweveld woonde en die zelf een poes had. Maar zij wist ook niet wat ze met het arme, geschrokken, twee weken oude poesje moest doen. Ze had gelukkig gehoord van Poezenbel. Een uur later was het kleintje veilig bij Maria. Het schattige kleine Donsballetje, beige/grijs spotted met wit en een heel leuk rose neusje met een onderbroken zwart randje kroop verdrietig en bang tegen Maria aan. ‘Help me! Alsjeblieft! Ik ben toch zo bang en koud en hongerig!!! Wwiieeehhh! Liefdevol knuffelde Maria haar. ‘Kom maar kleintje, kom maar! Het komt wel goed.’ Zo bang als het kleintje was, ze begon heel zachtjes te spinnen.
Ik had Maria gevraagd of het eerste kittentje dat ze dat jaar zou opvangen Donsje genoemd mocht worden, naar mijn geliefde Donsje, die jaren geleden gestorven was. Maar mevrouw Proos wilde graag dat ze Aisa werd genoemd. Zij had ze gevonden. Dus Aisa zou ze heten en zo wordt ze ook vermeld in Poezenbelletje nr. 10.
Toen ik ’s avonds de mail van Maria over het kleintje las, schoot door me heen: dit zeer bijzondere poesje, gevonden in een tarweveld, zal bij ons komen wonen en het zusje van Puddie en Luckje worden. Hoe vaak had ik in mijn jeugd, toen we nog in de Ambachtheerlijkheid woonden, niet meegeholpen met de oogst en met de stro pers gereden om de stropakken op de vrachtauto’s te laden! Zo’n intuïtieve gedachte, recht uit het hart, komt altijd uit. Toch aarzelde ik nog. Dit arme kleine pluizenmeisje had al zo veel meegemaakt in haar korte leventje. Kon ik haar het leven geven waarop ze recht had? Ze zou de rest van haar leven, nooit meer verdriet en narigheid moeten hebben. Ze had haar portie wel gehad. Zou Pudje haar accepteren? Pudje hield beslist niet van Luckje. Ik moest ze gescheiden houden en dat was ook de reden dat Luckje vrij buiten liep. Zou ze hier gelukkig worden? Zou Luckje van haar houden? Maar Luckje was heel lief tegen andere poezen en hij was meestal buiten.
Ik besprak het met Pudje. Hij luisterde aandachtig, zijn grote groene ogen strak op mijn gezicht gericht. Er blonk zoveel liefde en warmte uit die blik. ‘Natuurlijk zal ik van Donsje houden, mama. Ik ben niet tegen andere poezen, alleen tegen Luckje.’ En ja, eerlijk is eerlijk, die had het er ook wel naar gemaakt. Ja, Pudje zal Donsje, want zo was ik haar toch blijven noemen,J accepteren, al zal het in het begin best moeilijk zijn.
Mijn besluit stond vast. Ik faxte het onmiddellijk naar Maria. Ook zij was blij.
‘Dan krijgt dit poezenmeisje een heerlijk leven! Jij bent de eerste aan wie ik haar zou toevertrouwen! Je zult dolgelukkig met haar worden, want Donsje is een heel bijzonder poesje!’ Dat was echt een compliment. Wat was ik blij! Het voelde zo goed. Ze hoorde al bij ons.
Vanaf dat moment waren mijn gedachten bij mijn poezenkindje en trouw kreeg ik iedere dag een faxje van Maria. Iedereen, die een tijd op zijn poesje heeft gewacht, kent dat zalige gevoel. Je bent echt in verwachting. Je hebt nestdrang en leeft in een halve roes. Zalig!
Ik durf gerust zeggen dat Maria, uiteraard met de hulp van de Here, haar gered heeft. Het opvangen van jonge kittentjes, die een enorme schok in hun leventje te verwerken hebben gehad, is nu eenmaal heel moeilijk. Door de schrik en het verdriet hun poezenmoeder ineens te moeten missen in de natuur zou dat immers het einde van het kitten betekenen hebben ze nog heel weinig weerstand. Gelukkig had Donsje twee weken moedermelk gehad. Dat is zo belangrijk omdat de kittens dan, direct na de geboorte, de zo nodige immuniteit en weerstand tegen verschillende ziektes meekrijgen.
Maar Donsje was sterk en een vechtertje. Toen ze kwam, woog ze tweehonderd gram. Het is belangrijk de kittentjes iedere dag op hetzelfde uur te wegen en ook zorgvuldig het gewicht bij te houden. Zo heb je controle of ze wel of niet genoeg groeien. De eerste dag dat ze bij Maria was en haar flesje had gekregen, lag Donsje al te spinnen in haar hand. Zo klein was ze nog, ze paste er precies in. Ze was prachtig getekend en Maria en Gé waren gelijk dol op haar. Volgens Maria leefde Donsje van de liefde. Ze was niet zo dol op drinken, maar knuffelen was des te belangrijker voor haar. Het enorme voordeel voor een kittentje dat door Maria wordt opgevoed is ook dat ze volop gelegenheid krijgt te wennen aan alle mogelijke dingen. De poezen en hondjes van Maria en Gé lopen er rond. Er komen enorm veel mensen over de vloer. De radio staat aan, televisie, stofzuiger en alles leren ze kennen, omringd door een wolk van liefde en warmte. Ook leren ze dat bepaalde dingen niet mogen. Zo belangrijk voor later. Het is wonderlijk hoe gauw de kittentjes weten dat ze ‘veilig zijn’.
De eerste tijd bleef Donsje in een speciale box met plexiglas, zodat ze wel alles kon zien, maar toch beschermd en veilig zat. Maar al vrij gauw besliste ze dat ze de wijde wereld wilde verkennen. Ze klom, vijf weekjes oud, de box uit. ‘Dat was nog nooit eerder gebeurd’, zei Maria trots. Vanaf dat moment speelde ze de hele dag met de twee andere opvangertjes, die bij Maria waren. Janneman en Bobo. Janneman was een heerlijk dik rond, rood katertje, een echte Garfield en Bobo een mooi zwart katertje. Dolle pret hadden ze.
Maar Donsje werd ziek, erg ziek. Het begon met een nat oogje, dat al snel dik werd. Een paar uur later werd haar andere oogje ook nat. Maria nam de temperatuur op. Ze had 39,6 C. Dat is koorts. Nu is dat gelukkig veel minder erg dan ondertemperatuur maar toch… het kleintje had iets onder de leden. Maria belde Allard, de dierenarts, en samen overlegden ze welke medicijnen ze moest hebben. De dag daarop was ze wel iets beter, maar nog lang niet goed. Ze wilde ook niet eten. Als je neusje verstopt zit, ruik je niets en heb je ook geen zin in eten. Maar er was meer aan de hand. Het is zo vreselijk zielig als zo’n klein pluizenbolletje zo ziek is. Wat voel je je dan machteloos en verdrietig! Je kunt zo weinig doen om haar beter te maken. Het heeft zijn tijd nodig. Dat is het allermoeilijkste van het opvangen van kittentjes. Die vreselijke angst die je dan voelt.
Ze krabbelde heel langzaam uit het diepe dal. Ze ging weer spelen maar wilde absoluut niet eten. Maria had het idee dat ze keelpijn had. Ze nam haar mee naar de dierenarts en inderdaad, ze had een rood keeltje. Ook daar kreeg ze medicijnen voor. Die hielpen gelukkig. Toch was ze nog de hele week goed ziek. Gelukkig ging het daarna steeds beter. Ze groeide, speelde met Bobo en Janneman en genoot van het leven en alle speeltjes die overal in het rond lagen. Maria en Gé genoten van alle gekke fratsen en avonturen die het drietal uithaalde en ik genoot op afstand mee, want af en toe kreeg ik een video, die ik nog vaak draai. Heerlijk de jonge pluizenkindjes te zien spelen. Wat hield ik veel van Donsje!
25 oktober gingen Pudje, Rudi, mijn vriend, en ik ons Donzekindje halen. Oh, wat was het spannend! Ik was echt helemaal 'in verwachting'. Onnodig te zeggen dat mijn hele kamer vol met lekkere zachte dekentjes lag, een warm mandje stond bij de verwarming, er lagen overal leuke speeltjes. Het was natuurlijk even afwachten wat Pudje zou zeggen van zijn nieuwe zusje. Na de ervaring met Luckje was mijn manneke natuurlijk toch argwanend tegenover andere poezen geworden. Luckje woont nu trouwens in zijn eigen 'kabouterhuisje', een verwarmd huisje dat bij ons in de tuin staat en hij is dolgelukkig. Hij is vrij en wacht me iedere morgen en middag aan de voordeur op als ik met de honden ga wandelen. Luckje is eigenlijk meer hond dan poes. Samen met mijn grote witzwarte korthaarcollie Karma, die precies dezelfde kleuren als Luckje heeft, wandelt hij een paar meter voor me uit. Watt en Halfwatt, prachtig om te zien. En Pudje is dolgelukkig dat de vrede in huis is teruggekeerd. Uiteraard had ik Puddie alles over ons kindje verteld. Maria had ook een knuffel van Donsje opgestuurd, waar Pudje eerst heel ernstig aan geroken had en die hij daarna adopteerde als zijn favoriete speeltje. Een goed voorteken vond ik.
Ik vond het fantastisch hoe het in de auto ging. Gelukkig reed Rudi terug, zodat ik al mijn aandacht aan de pluisjes kon geven. Donsje was helemaal niet bang, ze kroop dicht tegen me aan en vond een plaatsje in mijn mouw. Daar bleef ze de hele reis zitten. Ik praatte met haar door mijn jas open te doen. Donsje deed dan één oogje open, keek erg lief naar me, legde een pootje op mijn hand en sliep verder. Pudje lag ook op mijn schoot. Hij houdt van autorijden en is er ook helemaal aan gewend, hetgeen natuurlijk rustgevend voor Donsje was. Ik voelde me echt zo gelukkig. Geen moment was er vijandschap, integendeel alleen interesse. Thuisgekomen heb ik Pudje en Donsje gewoon los bij elkaar in de kamer gelaten en het ging vanaf het eerste moment prima. O, wat genieten we van ons Donzeke! Het is jammer dat ik geen woorden kan vinden om alle leuke en zo zo lieve dingen die ik nu meemaak, te beschrijven.
Zoals 's avonds, als ik nog wat in bed lig te lezen en Pudje en Donsje krijgertje spelen. Ze stuiven over mijn bed heen, echt enig! Soms zit Donsje achter Pudje aan, soms andersom. Af en toe chargeert Donsje naar Puddie toe, zijdelings springend, haar hoofjde scheef, haar staartje in de lucht. Ik had dat nog nooit gezien. Pudje had geen speelkameraadje in zijn jeugd en heeft veel gemist. Eigenlijk zou je altijd twee kittentjes moeten nemen, ze hebben zo’n pret samen. Donsje komt regelmatig kijken of ik er nog wel ben. Ze geeft dan even een knuffel en ze speelt weer verder. De twee pluisjes praten ook zo leuk met elkaar met lieve kleine prrrrtjes. Ja, het is echt een feit, Pudje heeft Donsje voor de volle 100 % geaccepteerd en voelt zich verantwoordelijk voor haar.
Hoe het verder gaat met Donsje staat uitgebreid in ons eerste boek ‘Wonderen op Pootjes’ en in het vervolg ‘Spinnende Bengeltjes.
We zijn nu heel wat jaartjes verder. Donsje is nu zeven jaar. Ze is een paar keer op televisie geweest en is een echte ballerina. Ze kan drie pirouettes draaien zonder met haar voorpootjes de grond te raken. Ze wandelt altijd op mijn schouder mee door de tuin en we koken ook zo samen. Ze is mijn secretaresse en zit altijd bij me als ik werk. Samen met de andere poezenkindjes hebben we al veel verhalen geschreven. Ze wil graag haar verhaal over haar verkoudheid zelf vertellen. Maar dat is voor de volgende keer.
Ja, ons Donsje is een zeer bijzonder poezenkindje en dat is ze!
Met veel dank aan mijn lieve vriendin ‘mama Maria’ van Stichting Poezenbel, die de fotos van Donsje als kittentje gemaakt heeft.
Andere verhalen : Mijn niesavontuur
Terug naar start Bekijk mijn fotoalbum