Ons Mickje is een prachtig schildpadpoesje met gouden vlammetjes in haar vachtje. Zij werd rond Sinterklaas in de tuin gedumpt, inclusief een lichaampje dat niet meer dan een rammelend skelet was en een grote navelbreuk. Ze was erg mishandeld. Waarschijnlijk is ze ook vaak geschopt door een man, want als er een vreemde man binnenkwam, vluchtte ze, in het begin, onder een stoel en keek ze bibberend naar zijn voeten. Mickje en Pudje wonen in de zitkamer omdat Pudje en Daimke niet overeen komen. Ik moet ze dus gescheiden houden. Gelukkig zijn Mickje en Pudje dikke maatjes. Ze is een superknuffeltje. Als ik aan het werk ben komt ze vaak op schoot liggen. Ze slaat haar armpjes dan om mijn hals en legt haar hoofdje tegen mijn wang. Mijn hele lichaam trilt dan van het spinnen. Heerlijk! Mickje kan haar nageltjes niet intrekken en loopt wat moeilijk. Er moet iets heel ergs gebeurd zijn in haar leventje.
Haar hele verhaal staat in Wonderen op Pootjes, zie bibliografie. Dit is Mickjes verhaal, zoals ze het ons verteld heeft, over haar leven voor ze bij ons kwam.
I HAVE A DREAM, A BEAUTIFUL DREAM!
Er was eens….zo beginnen de meeste sprookjes, maar dit is geen sprookje, het is een waar gebeurd verhaal. Eerst wilde Mickje er niet over praten, het was te erg. Ze stopte het weg, ver weg onder haar dikke bruine pelsje, - waar zulke mooie gouden vlammetjes overliepen - die vreselijke dingen. Maar geleidelijk werd ze sterker en sterker en durfde ze af en toe stukjes voor haar geest halen. Met heel veel tactische vragen en aangevuld met niet gezegde gedachten, zoals poezen nu eenmaal met elkaar kunnen praten, hebben Donsje en Pudje haar haar verhaal ontfutseld.
’s Nachts, als Mickje sliep kwamen ze het mij vertellen en zo heb ik het verhaal van Mickje kunnen reconstrueren. Mickje die op een ijskoude vriesdag ons leventje binnenstapte en onze harten, - die koud waren door het verdriet over Luckje, die niet meer bij ons was, - kwam verwarmen met haar lieve dierbare trekjes die wonderveel op die van Luckje leken.
September ‘98. Het was al herfst. De bladeren waren prachtig gekleurd en tevreden zaten Mijntje en haar mooie bruingoud gevlamde poes voor het raam. Het oktoberzonnetje was echt nog warm, achter glas dan…dacht Mijntje met een lachje, want buiten was het al goed koud. Meestal kon ze zo echt innig gelukkig zitten met haar geliefde poezenmeisje op haar schoot. Haar gedachten gingen dan terug naar vroeger. Wat was dat al lang geleden. Ze was veel vergeten, maar helder in haar geest gegrift stonden de jaren, dat haar enige kind, zoon Jan, een klein lief blond jongetje was. Oh, wat was hij toch een leuk ondernemend kereltje! Iedereen was dol op hem en hij werd door haarzelf op handen gedragen. Toch was die tijd niet makkelijk. De vader van Jan had hen in de steek gelaten toen het manneke nog maar 4 jaar was en zij moest heel hard werken om de centjes bij elkaar te verdienen. ‘Maar’, mijmerde ze verder, ‘dat is me wel gelukt, want wat wonen we hier toch mooi. Ons flatje is dan wel klein, maar we kijken uit over het park en wat moeten wij nu met een groter huis…wat jij Mickje?’ Zo had ze haar geliefde poesje genoemd toen het een jaar geleden bij haar kwam. Wat hielden ze van elkaar, ze hadden een innige band en voelden elkaar direct aan. Mickje was de enige reden dat ze nog wilde leven. Oei, wat dacht ze nu toch? Haar gezicht betrok. Wat was er dan met dat lieve blonde jongetje gebeurd? Tja, zo gaat het wel eens in het leven. Het was natuurlijk haar schuld, ze was ook nooit thuis toen hij jong was. In zijn puberteit kreeg hij verkeerde vrienden, raakte aan de drugs en de drank en het ging steeds slechter met hem. Ze hoorde of zag jaren niets meer van hem. Toen, een paar jaar terug kwam hij ineens thuis met een vrouw. Mijntje dacht toen nog: ‘God zij dank, nu zal hij wel rustiger worden’! Maar het tegendeel was waar, hij ging nog meer drinken…’ Toch is het een goede jongen, dacht de moeder vertederd, hij was haar de laatste maand zelfs twee keer komen opzoeken en had zelf een bos bloemen voor haar meegebracht, dat was nog nooit gebeurd. Meestal zag ze hem alleen met kerstmis. Mickje, die natuurlijk de gedachten van haar mama gevolgd had rilde…Die Jan, ze was toch zo bang voor hem en voor zijn vrouw met die schelle stem. Ze voelde het kwaad om hen heen hangen en toch kon ze het mama Mijntje niet aan haar verstand brengen, die wilde het niet zien. Mickje voelde dat er een zwarte wolk boven haar hoofdje hing, ze werd onrustig en zwaaide met haar staart…Er was is….er stond iets te gebeuren. Gingen ze vorige keer niet weg en riepen ze nog niet vrolijk: ‘We komen gauw terug en dan hebben we een mooie verrassing voor je, verheug er maar op…’ Mickje rilde, iets moois van die mensen, dat kan niet.
Een weekje later stonden Jan en zijn vrouw weer bij hun moeder op de stoep. “Mama, we hebben toch zulk goed nieuws, luister. We hebben een flat voor je kunnen bespreken in het bejaardentehuis, een hele mooie flat en daar mag je volgende maand al naar toe, is dat niet fijn?’ Mijntje begreep eerst niet wat ze zeiden. ‘Maar jongen, ik wil hier toch helemaal niet weg, we zitten hier toch goed, Mickje en ik. Wat zeg je nu toch? ‘ Maar ze dramden door over de voordelen van dat bejaardentehuis, de goede verzorging, de gezelligheid en toen ze nog steeds tegensputterde keek Jan haar boos aan: ‘Maar mama wat is dat nu toch? Wij hebben ons best voor je gedaan en alles geregeld en nu ben je niet eens blij.’ Nee blij was ze niet, maar ook…hoe kon ze haar geliefde zoon teleurstellen…ze gaf schoorvoetend toe…de week vóór ze zou verhuizen hoorde ze dat Mickje onder geen beding mee mocht. ‘Nee mama, dat kan toch niet, zo’n kat in een bejaardentehuis, denk toch aan de hygiëne, wat denk je wel, die mensen hebben wel wat anders te doen..’. Wij zoeken wel een tehuis voor dat beest, maak je geen zorgen, verheug jij je nu maar op je mooie nieuwe kamer…’ Verheugen? Mijntjes ogen stonden vol tranen en die avond zat ze heel lang met Mickje in haar armen. “Och, meiske toch’ zei ze zachtjes, ‘als jij niet meer bij me bent, wil ik niet meer leven. Vanaf nu zal ik bidden tot Onze Lieve Heer dat Hij mij maar gauw mag komen halen… een leven zonder jou, dat kan niet en wat gaan ze met je doen..waarom mogen we toch niet hier blijven wonen? Tja, Mickje wist het antwoord wel. Zoon Jan had het allemaal mooi bedacht. Ze wilden de flat immers verkopen en zelf het geld inpikken. Hij moet geld hebben voor de zuip en zijn vrouw was maar al te makkelijk te lijmen voor zijn snode plannen. ‘Wie weet,’ had Mickje hen horen fluisteren toen mama Mijntje even naar de keuken was, ‘gaat ze nu wel heel gauw dood en dan hebben we alles’. Gemeen lachten ze elkaar toe…oh ze waren het toch zo eens. Die laatste week zag Mickje haar mama achteruit gaan. Ze zat maar en vaak biggelden de tranen zachtjes over haar wangen. Mickje probeerde haar te troosten, maar och wat kon ze doen. Ze sloeg haar pootjes om haar hals, legde haar kopje tegen haar aan en spon en spon…daarmee had ze haar kindjes ook kunnen troosten, misschien hielp het haar geliefde mama Mijntje ook. Ze likte heel zachtjes de tranen van haar wangen en wreef met haar pootjes over haar gezicht, maar niets hielp. ‘ Och Mickje toch,’ riep ze soms vertwijfeld uit, dat ze me maar dooddoen, dat ze me maar in de gevangenis gooien, als ik jou maar bij me mag houden. Natuurlijk zou Mickje met haar meegegaan zijn naar de gevangenis, graag zelfs, maar het was het bejaardentehuis en dat zou het worden ook. Zoonlief had het zo geregeld! Mijntje was te moe om zich nog te verzetten…wat hielp het ook allemaal. Opeens was de grote dag daar, ze kwamen haar halen, de meeste spullen waren al weg en haar flat was haar flat niet meer. Mickje was wanhopig. Wanhopig om haar geliefde mama die zo verdrietig was weggegaan. ‘Mickje, zul je altijd aan me denken, ik kan er niets aan doen, meiske, ik moet gaan, later zien we elkaar terug…Toen de auto wegreed voelde ze een diepe angst in zich opkomen. Ze liep door de kamer en probeerde te vluchten, maar alles was dicht. Jan kwam na een tijd terug, ze probeerde langs hem heen te glippen, de deur door maar hij gaf haar een gemene schop onder haar buik, zodat ze tegen de deurpost vloog. Hij pakte haar op en stopte haar in een grote kartonnen doos. ‘Zo, opgeruimd staat netjes’, hoorde ze hem nog zeggen.’ Half verdoofd lag ze daar…ze hoorde deuren slaan, voelde dat ze ineens neergezet werd en hoorde een motor aangaan. Hetzelfde had ze al eens meegemaakt toen ze naar de dierenarts moest, maar toen had ze bij mama Mijntje op schoot gezeten en nu….ze stopten en ze werd ruw opgepakt en ergens in een donker duf ruikende kelder neergesmeten. Daarna stilte, diepe angstverwekkende stilte. Ze probeerde zich te bevrijden, maar dat lukte pas na een hele nacht proberen. God wat had ze een pijn aan haar buikje en zo’n dorst. Gelukkig vond ze een lekkende kraan en kon ze haar ergste dorst lessen. Twee dagen en twee nachten leefde ze daar. Toen hoorde ze de schelle stem van de vrouw: ‘Als jij denkt dat ik met dat beest in een huis wil wonen, krijste ze, dan mag je nog eens denken. Vieze haren overal en kattenbakken, ik pieker er niet over, zij eruit of ik en dan zal er hier niet veel blijven staan, manneke reken daar maar niet op, anders doe ik wel eens een mondje open.’ Mickje kroop angstig weg, ze voelde het gevaar dichterbij komen. Jan kwam binnen en vond haar achter een hoop troep. ‘Ah, kreng, ben je daar…ha, de boel nog vuilmaken ook zeker, wacht maar, dat zul je niet lang meer doen. Met een vlugge greep pakte hij Mickje in haar nekvel, ze kon niets meer doen en hing hulpeloos in de lucht. Bah, wat stonk die vent naar vuurwater…ze werd er misselijk van. Weer moest ze in een doos, weer werd ze meegenomen, weer stopten ze ergens…het portier werd opengegooid en met een doffe plof vloog de doos op de grond…snel reed de auto weg en daar lag Mickje, verdoofd door alles en uitgehonderd en bang. Ze droomde of… ineens stond er een prachtige wit/zwarte kater naast haar. Hij straalde liefde en warmte uit en likte teder haar oortje. ’Mickje, luister, ‘ zei hij, ik heet Luckje en zal je vanaf nu begeleiden. Wees niet bang, alles zal goedkomen, vertrouw maar op mij!’ Toen ze weer bijkwam was hij natuurlijk weg en lag ze nog in de doos…ondertussen was het gaan regenen en langzaam voelde ze het karton week worden, ze begon te krabben en te graven en na een tijdje kon ze eruit kruipen. Doodstil stond ze, ze luisterde en voelde en rook…waar was ze? Het was donker, het regende, het was koud en ze hoorde een raar ruisend geluid. ‘Bomen? Heel vaag kwamen uit haar onbewuste gevoelens boven die ze nooit eerder had gekend. Het was of haar voorouders haar iets vertelden…ze wist ineens…langzaam stond ze op en zocht kruipende haar weg tussen de grassprietjes en de takken…ze vond een hol onder een boom waar ze min of meer droog lag. Daar krulde ze zich op en probeerde wat te slapen. Ineens was kater Luckje er weer. Hij ging dicht tegen haar aan liggen en probeerde haar te verwarmen. ‘Mickje, luister, ik heb heel lang gezocht want ik moest een heel lieve zachte afgevaardigde van mij hebben. Nu heb ik je gevonden en ik ben zo dankbaar. Ik ben gezonden door De Almacht om hier op aarde wezens in nood te helpen. Ik mocht een tijdlang iemand troosten die onrechtvaardig in haar leven was behandeld, het was voor ons beiden een heerlijke tijd, maar ik moest weer verder trekken, had andere taken te vervullen.. Ze bleef zo verdrietig achter en hield niet op naar me te zoeken en me te roepen. Daarom zocht ik een poesje in nood die mijn plaats zou kunnen innemen. Een poesje, want Marg, zo heet ze, woont met nog twee poezen, kater Puddie die geen andere katers naast zich duldt en poesje Donsje. Een beter thuis kun jij niet krijgen en ik weet zeker dat mijn geliefde Marg door jou over het verdriet van mij niet meer bij zich hebben zal heenkomen. Niet piekeren, ik wijs je de weg. De volgende ochtend, toen Mickje wakker werd, voelde ze een sterke drang een eind te gaan lopen. Op een gegeven moment kwam ze bij een sloot, waar gelukkig geen water in stond. ‘ Ga daar doorheen’, hoorde ze Luckje ineens zeggen, ‘daar zul je een huisje vinden dat verwarmd is en waar ook kaboutertjes wonen. Zij zullen je helpen. God bless lieve Mickje, het ga je goed en zorg goed voor Marg’. Met die woorden verdween Luckje weer en Mickje deed wat hij gezegd had. Inderdaad vond ze het huisje...er liep een trap naar boven en ze voelde de warmte. . Met veel moeite, ze was nu zo verzwakt, klom ze de treden op en daar vond ze een heerlijke warme plek onder een hoop rommel. Vanaf dat moment ondernam ze dagelijks tochtjes om iets te kunnen drinken en eten te vinden. Maar dat lukte niet erg. Een muisje soms, maar ze was zo verzwakt en had pijn als ze liep. Toch was ze minder bang geworden. Ze had nu een beschermengel. Op een ochtend, het was steenkoud geworden, kwam er iemand de trap op, ze kroop weg. Met een klap sloeg de deur dicht. Oei, wat nu, weer zat ze gevangen. Gelukkig warm, maar dit keer was er geen water…na een dag versmachte ze van de dorst. Ze likte de ramen af waar wat condens water op stond, maar veel was het niet. Die nacht verscheen Luckje bij haar. ‘Lieve Mickje, morgen zal alles goedkomen, dadelijk zal ik bij Marg in haar dromen veschijnen en haar vertellen dat ze morgen naar hier moet gaan. Geloof me, ze zal weten dat je er bent en ze zal je direct in haar hart sluiten, heb vertrouwen? ‘ En zo gebeurde het. De volgende dag hoorde Mickje praten en kwam Marg, met Donsje op haar schouder binnen. ‘ Donske, weet jij waarom ik voelde dat ik hier naartoe moest’? Vroeg Marg verbaasd. Ineens was alles stil. Voelde ze iets? ‘Er is iemand Donsje’, hoorde ze zeggen. Mickje miauwde van schrik en …toch misschien ook van hoop: oh alsjeblieft water, ik heb zo’n dorst, miaueeeiiiwwwwrrr…het was o zo zachtjes dat ze miauwde maar Marg en Donsje hadden het gehoord. ‘ Donsje, heb je het gehoord, er is een poesje, och arme, wat moet ze een dorst hebben, de deur was dicht’. Mickje hoorde haar weggaan, de deur dichtdoen en even later was ze terug met….rook ze het goed? Heerlijke warme poezenmelk. Marg ging op haar knieën zitten en begon heel zachtjes te praten, te miauwen, oh, wonder, ze sprak Mickjes taal. Heel voorzichtig durfde Mickje dichterbij komen…het rook zo zalig en het voelde zo veilig. Ineens was ze aan het drinken en drinken en drinken!. God wat was dat lekker, ze werd helemaal warm en Marg deed niets anders dan stil zitten en miauwen. Ook stond er ineens een schoteltje kipwit. ‘ik kom terug hoor, lieve poes’ hoorde ze Marg zeggen. Tevreden rolde ze zich op. Luckje had toch gelijk! Inderdaad kwam Marg de volgende dagen wel een paar keer per dag kijken hoe het ging. Ze kreeg steeds meer vertrouwen en op een gegeven moment kroop ze in Margs armen. ‘Och, arm arm meiske, wat doe je hier, wat is er met je gebeurd en je bent zo mager. Mickje drukte zich tegen haar aan. Ze dacht aan haar mama Mijntje, waar zou die zijn en zou die nog aan haar denken? Even voelde ze zich weer zo eenzaam. Marg voelde onder haar buikje, waar een grote dikke bobbel zat. Door die trap van die rotvent? Daarvóór was het niet geweest in ieder geval. ‘Meiske, wat voel ik nu, wat heb jij? ‘ riep Marg geschrokken….ze ging weg en even later kwam ze terug met een soort doos, een bench waar ze Mickje inzette. Die schrok wel en voelde zich verraden, maar de paniek was weg, Luckje had immers gezegd dat het goed zou komen. Die avond, Mickje was in een kamer boven in huis gezet vertelde Marg dat ze de volgende dag naar de dierenarts zou gaan. ‘We moeten kijken naar dat bultje, lieve poes, weet je, ik ga je Mickje noemen. Je bent immers weggemikt en dat is een mooie naam…Mickje? Hoe wist Marg het,…dat had Luckje verteld!. Mickje werd meegenomen naar een ander huis, weer in zo’n motording en daar werd ze op een tafel gezet. Er waren nog twee lieve vrouwen bij en een hele mooie poes met pluimpjes in haar oren en lang grijs haar. Hij keek haar zo lief en vol vertrouwen aan…en deed zijn ogen af en toe, de groet die poezen onder elkaar hebben en die wil zeggen: ‘Ik ben O.K, jij bent O.K en alles is goed. Mickje werd rustig. Ineens kreeg ze een prikje en wist niets meer. Toen ze wakker werd voelde ze zich ellendig. Marg zat naast haar en aaide haar zachtjes…’Het is over hoor Mickje en alles is goed, nu mag je ook onze Pudje en Donsje zien en ben je één van ons.
Vanaf dat moment ging het prima met Mickje, ze voelde zich gelukkig. Natuurlijk was het niet altijd even makkelijk om haar plaatsje in huis te krijgen. Pudje en bliezen af en toe wel, maar uiteindelijk werden ze maatjes…en Marg…och die is zo blij met Mickje. Iedere keer weer zegt ze verbaasd: ‘Maar Mickje, dat deed Luckje ook, hoe wist je dat? Tja, wij poezen weten veel en kunnen op vele manieren met elkaar praten. Luckje had Mickje die manier van knuffelen geleerd. Eén ding liet Mickje niet los: ‘Kon ze maar aan mama Mijntje vertellen waar ze was en dat ze zo gelukkig was.’ Op een nacht, die dingen gebeuren immers altijd ’s nachts omdat we dan door ons onderbewustzijn geleid worden, kwam Luckje weer. Een stralende blije Luckje, die nu ook voelde dat het verdriet van zijn Marg minder was geworden. Hij gaf Mickje daar een paar lieve knuffels voor. ‘ En Mickje, geen zorgen meer over Mama Mijntje, de Here is haar komen halen, ze is nu op de Regenboogbrug en weet precies wat er gebeurd is en waar je bent. Ze is zo gelukkig en wordt omringd door haar andere pluisjes die eerder zijn overgegaan dan zij…als ze uitgerust is zal ze zelf wel eens bij je komen, maar nu moet ze eerst een tijdje daar wennen’. Met een grote sprong was Luckje weer weg. Mickje zuchte gelukkig. Zo was alles toch nog goed gekomen en dat alles dank zij een prachtige zwart/witte kater…haar beschermengel Luckje!
Niet alleen Mickje heeft mooie dromen, Pudje, Donsje en ik hebben die ook. We zien een bejaardentehuis, dat in een mooie omgeving staat. We zien vele kleine kamertjes met grote lichte ramen en we zien oudere mensen voor het raam zitten, elk met een poes op schoot of dicht bij hen in de buurt. Het hele gebouw straalt warmte en geborgenheid uit. Er zijn vaste afspraken gemaakt, contractueel vastgelegd, wie er voor de dieren zal zorgen als de ouderen ziek zijn of om andere redenen niet voor ze kunnen zorgen. Er is een eigen dierenarts voor het bejaardentehuis, die regelmatig de gezondheid van de dieren komt controleren en direct komt als hij geroepen wordt. Er zijn werkelozen, die veel van dieren houden, aan het bejaardentehuis verbonden die een speciale opleiding hebben gehad en die met liefde de kattenbakken verschonen en voor de dieren zorgen als de ouderen dat zelf niet meer kunnen. De gezondheid van de bewoners is bijzonder goed, het valt iedereen op! Wonderlijk toch roepen de geleerden uit! Wat gek! Zou dat soms…Het is een vrolijk tehuis, nogal wat anders dan die ‘opbergplaatsen’ waar veel ouderen gedumpt worden door hun ‘o zo bezorgde liefhebbende’ kinderen. De ouderen praten onder elkaar en vinden dat ze allemaal veruit de liefste poes van het bejaardentehuis hebben…er zijn zelfs wedstrijdjes en er is een krantje waar iedereen de verhalen over zijn poes kwijt kan. Een droom? Welnee, in veel bejaardentehuizen in Holland is het al zover. Dank zij de geweldige inzet van Het LSOH. De stichting die zich onder leiding van Hans en Corry Bergman inzet voor ouderen en hun huisdieren. Geen droom dus, maar hier in België dan? Nee, laat dit dan een toekomstvisie zijn. Laat dit waarheid worden in het jaar 2000. Het kan en dat is onze droom!
GELOOF HOOP LIEFDE, DEZE DRIE
MAAR DE MEESTE VAN DEZE IS
LIEFDE!
Dit verhaal staat, samen met nog veel meer ‘ spinnende ’ verhalen in ons boek: ‘Wonderen Op Pootjes’.. De prijs is 14 €, porto inbegrepen, voor België en Nederland.
U kunt het boek bestellen door me te bellen of te schrijven of door:
Als u 14 € op rek 320-082090968 van de BBL bank stort t.n.v. Stichting de Rietkat en er bij zet dat u ‘Wonderen op Pootjes’ wilt ontvangen sturen we het zo snel mogelijk naar u toe. Vermeld wel uw naam en adres natuurlijk.
Vanuit Holland kunt u 14 € op de Rabo rek. 34.74.31.690 storten t.n.v. Stichting de Rietkat, graag weer met vermelding van ‘Wonderen op Pootjes’ en uw naam en adres erbij en we sturen het boek direct op.
Veel lieve spinnende groetjes van ons zeventjes Pudje, Donsje, Mickje, CAtje, Daimke, Chummeke en Marg