Ons Catteke
Ik was ‘in verwachting’ van ons Daimke. Haar verhaal staat ook onder haar foto verstoptJ. Natuurlijk ging ik zoveel mogelijk naar haar toe om haar te knuffelen en veel sterkte te wensen. Mijn meiske had het zo moeilijk en vocht zo hard voor haar leventje. Samen met Maria en met mij. Ook al was ik niet bij haar, in gedachten waren we altijd samen.
Bij mijn vriendin Maria waren veel kittentjes, allemaal gedumpte kleintjes. Zij probeert altijd niet meer dan twee of drie nestjes tegelijk te hebben. Het besmettingsgevaar is zo groot. Vooral Kattenziekte (Panleukepenie) is zo vreselijk. Eén voor één sterven de kittentjes als ze daarmee in contact komen. Aan de andere kant is het ‘nee’ zeggen tegen de kleintjes zo moeilijk. Waar moeten ze dan heen? Gelukkig kent Maria wel mensen die in zo’n geval willen helpen, mits ze zelf al niet teveel kleintjes hebben.
Ik verheugde me altijd intens als ik naar Maria en Gé ging. Bij het binnenkomen al werd ik omhelsd door poezenliefde. Letterlijk, want Tijgertje lag meestal in een hangmatje bij de voordeur en zij sloeg meteen haar armpjes om me heen. Toen ik weer eens met Daimke ging knuffelen, rende er een prachtig glanzend witgrijszwart kittentje door de kamer. Daimke? Dat kon toch niet? Ik had maar een flits gezien. Maria schoot in de lach. ‘Nee hoor, dat is Catrientje’. Oh ja! Ik had dat verhaal natuurlijk gehoord.
Eén van die verhalen dat ieder jaar weer terugkomt: ‘Vakantietijd! Wat doe je dan met je kittentjes? Die dump je toch gewoon! Je haalt wel een ander katje als je terugkomt.’ Soms schaam ik me mens te zijn!
Het was op een zondagavond, 1 augustus, dat Maria en Gé gezellig in de tuin zaten. Het 06-nummer belde: kittens in nood! Wandelaars hadden tijdens hun avondwandeling met de hond twee kittentjes uit de boom geplukt. Een kwartier later waren ze bij Maria. Ze waren ongeveer zes weken oud. Maria noemde ze Ronnie en Rinus. Ze roken naar ‘woonkamer’ en waren nog niet zo lang geleden gedumpt. Ze zagen er goed uit. Ze waren geschrokken natuurlijk maar niet wild. Maria zette ze in quarantaine. Ze aten dankbaar van het eten, dat Maria ze gaf.
Twee dagen later is het kermis in Huissen. De Huissense dag. Maria staat daar met een kraam om kattenspulletjes te verkopen voor Poezenbel. Rond drie uur ’s middags komt er weer een oproep op het 06-nummer. Er is een kitten gevonden bij de technische school. Dat is aan de overkant van de plek waar Ronnie en Rinus gevonden zijn. Het zat in een boom. Zou er dan nog eentje…? Maria belt gauw naar Gé en geeft hem de nodige instructies. Het kittentje moet ook in de quarantaineruimte gezet worden. Ze leent een fiets en vliegt naar huis. Ja hoor, net zo zeker als één plus één twee is, was dit een zusje van Ronnie en Rinus. Arm kleintje, ze is erg mager. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat ze twee dagen alleen in de struiken heeft gezeten. Als Maria de quarantaineruimte binnenkomt staat het kittentje gelijk voor de deur van haar kooi. ’Miauwwww, oh wat heerlijk dat je er bent, ik ben zo bang en heb zo’n honger. Mieeuwww!’
Maria pakt haar eruit, ze vlijt zich meteen tegen haar aan. Maria hoort haar denken: ‘Oh wat fijn, ik word weer geknuffeld, eindelijk veilig!’ Wat voor mensen zijn dat toch die zulke lieve kittentjes gewoonweg dumpen. Het is zeker dat ze goed behandeld zijn geweest. Er is met ze gespeeld. Ze zijn mensen gewend. Ze zijn geknuffeld en ineens is de liefde blijkbaar over. Oh, je zou ze toch wat doen!!! Stelletje haarballen!
Het kleintje wordt Catrientje genoemd.
Zo gauw de drie kleintjes uit de quarantaine mochten, zocht Catje, zoals ik haar noemde, Daimke op. Die twee waren onafscheidelijk. Wat waren we blij voor Daimke dat ze nu een lief vriendinnetje had. Het vreemde was dat Catje geen seconde van mijn zijde week toen ik er was. Ze zat altijd vlak bij me. ‘Nu ja,’ dacht ik, ‘dat is omdat ik bij Daimke zit,’ maar dat was niet zo. Als Daimke met de andere kittentjes speelde, zat Catje nog bij me. Ik ging steeds meer van haar houden en speelde met het idee: zou ik dan misschien niet hen beiden nemen? Voor Daimke zou het enig zijn, maar wat gaan Pudje, Donsje en Mickje zeggen? Tja, maar ik had beloofd aan Daimke dat ik alles zou doen om haar gelukkig te maken. Als ze nu behalve haar koffertje ook haar hartsvriendinnetje zou mogen meebrengen? Dat zou toch een mooi cadeautje zijn. En of er nu één of twee kleintjes bij kwamen... Ze zouden elkaar bezighouden en samen zouden ze sterker staan.
Op 26 september, 17 weken oud, woog Daimke 1616 gram. Ze was eindelijk gezond en nu konden we concrete plannetjes maken. Maria en Gé zouden haar over een week brengen.
‘Lieve lieve Daimke,
Lief meiske van me, nog zeven volle dagen en nachten en je bent hier! Nu gaat het echt gebeuren. Net om deze tijd, om elf uur, kun je hier binnenkomen. Wat zul je zeggen van je zusjes Donsje en Mickje en van je broer Pudje? Wat zul je zeggen van de tuin, van de ren, van de hondjes? Meiske wat heerlijk toch dat je beter bent! En wat groei je goed! Op de foto’s heb je zo’n prachtig glanzend vachtje.
Donsje is ook heel blij en vol verwachting je te ontmoeten. Je moet niet schrikken hoor, als ze in het begin even blaast. Ze is zo gewend pijn gedaan te worden door het wat te wild spelen van Pudje en Mickje, dat ze best even zal schrikken. Ze houdt van Daimke, omdat mama gelukkig is als ze over Daimke praat. Maar ze zal nog niet weten dat die Daimke en het vreemde pluisje dat in haar leven komt, dezelfde zijn. In het begin zul je misschien wel eens in de grote bench moeten als ik even weg ben. Daar gaan we ook een lekker nestje voor je maken.
Mickje vindt het zelfs prettiger in de bench dan er buiten, als er wat griezeligs is. Hoe vaak krijg jij eten per dag en wat? Dat hoor ik zondag wel. Vraag maar of mama Maria wat eten voor jou meeneemt. Dan hoef je niet direct andere voeding te krijgen. Ik geef je het liefst brokjes, maar ik doe wat mama Maria zegt. Wat zullen we een pret hebben! Wat zullen we knuffelen en spelen, samen met de anderen. En als ze blazen doen we net of het even tocht. Ze menen het niet en dat is zo over. Jippy, alweer een kwartier om, deze week mag vlug gaan! Krijg jij nog een chip of doen we dat hier? Je weet wel, van die aardappeldingen in zakjesJ.
Ik loop al een hele tijd te dubben of …? Ik ben ook zo dol geworden op je vriendinnetje, Catje. Zou je het leuk vinden om haar mee te brengen? Heb je nog een plaatsje in je koffertje over? Dan ben je niet alleen. Zou je dat eens aan mama Maria willen vragen? Ik denk dat ik het antwoord al weetJ. En wat zegt Catje? Zou zij met je mee willen komen? Heel veel liefs en lekker slapen hoor! Gaan wij ook doen
Veel liefs van je mama in België en van Pudje, Donsje en Mickje, die heel veel van je houden.’
Natuurlijk mocht dat en zo kwam ons Catje in ons leven. Ze is het liefste Catje dat er bestaat. (Dit durf ik te zeggen zonder de anderen jaloers te makenJ). Maar het is echt waar. Ze is puur goud en heeft een zeer bijzonder gevoel voor humor. Ze is ons clowntje en speelt prachtig piano.
Zij en Daimke zijn nog steeds dikke maatjes. Oh wat een plezier hebben ze als ze samen spelen. Eigenlijk zou iedereen twee kittentjes moeten nemen. Het is veel beter voor de kleintjes en geeft dubbel plezier.
Haar verhaal staat ook in Spinnende Bengeltjes.