3-7-2004 Interview met Marg Vlielander
Vr: Vertel eens iets over je jeugd.
Antw: Ik ben grootgebracht op de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen, een landbouwbedrijf, waarvan mijn vader rentmeester was. Het was een zalige jeugd. Als ik eraan terugdenk, dan doorvoel ik de lange warme zomers, waarin ik met mijn dierenvriendjes langs de velden zwierf, in de rivier zwom en op het land werkte. Mijn ouders waren echte dierenliefhebbers. Ik mocht alle dieren, die ik wilde, mee naar huis nemen, lammetjes, eendjes, ganzen. Maar… tot mijn grote verdriet, geen poes. Mama hield niet van poezen. Ik kreeg een pluchen poesje van papa, die het wel naar voor me vond. Maar mama was onvermurwbaar. Eens zou ik wel poezen hebben, beloofde ik mezelf. Aan mijn vrijheid kwam een einde, toen ik in de stad naar school moest. Mijn dieren konden niet mee, ik was wanhopig. Als eerste stopte ik mijn knuffelpoesje in de koffer. Zij mocht wel mee!
Vr: Welke rol hebben dieren in je leven gespeeld en spelen ze nog?
Ze zijn mijn alles, mijn kindjes. Ik hou heel veel van mijn hondjes. We maken heerlijke wandelingen in de tuin. Maar de band met de pluisjes is zoveel dieper. Oh, wat houden we van elkaar! Poezen zijn spiritueel. Ze staan in verbinding met de Almacht, het Al, met de Here. Dat lees ik duidelijk in hun oogjes, als ze naast me zitten. Het is niet voor niets dat schrijvers vaak dol op poezen zijn. Ze schrijven mee. Gautier heeft prachtige gedichten daarover geschreven.
Vr. Jij had graag dierenarts willen worden. Heeft dat altijd onbewust gespeeld en voel je dat als een gemis dat je het niet geworden bent?
Ant: Ja, dat had ik dolgraag gewild. Maar mijn vader, die mijn maatje was, kreeg een zwaar hartinfarct. Ik wilde hem niet in de steek laten. Papa mocht niet meer werken. Het bedrijf werd overgenomen en voor papa’s gezondheid verhuisden we naar Frankrijk. Ons hele leven stond op zijn kop en papa had me nodig. Ik zou weer voor hem kiezen. Later werd mijn moeder ook invalide. Ik ben zo dankbaar dat ik hen heb kunnen verzorgen, al was het niet altijd gemakkelijk. Mijn ouders hadden beiden hun geliefde honden bij zich toen ze stierven. Hoeveel troost gaven die hen! Prachtig was het om te zien. Ik was dolgraag dierenarts geworden, maar als ik nu jong en sterk was, zou ik een opvangcentrum maken. Voor oude, zieke en in de steekgelaten poezenkindjes, die niet meer plaatsbaar zijn. Daar is zo’n nood aan. Ze hebben toch ook recht op een goed leven? Gelukkig zijn er geweldige mensen die zulke centra’s hebben opgericht. Maar er zouden er meer moeten zijn.
Vraag: Denk je dat je daarom 30 jaar anorexia hebt gehad? Omdat je niet kon doen wat je hart je ingaf?
Antw. Het kan meegespeeld hebben, maar het is zeker niet de enige reden geweest. Anorexia is zo’n gecompliceerde vreselijk ziekte dat je nooit één
factor als oorzaak kunt aanwijzen.
Vr: Vertel eens wat over de poezen die nu rondom je zijn.
Antw. Ik doe niets liever. Mijn belofte dat ik ooit poezen zou hebben, werd, dertig anojaren en drie verhuizingen later, waarheid. Mijn kleine ‘prins’ Pudje kwam in mijn leven. Hij was pas vijf weekjes maar moest weg. Toen ik bij het nestje van Shiba, zijn moeder zat, een echte Siamese prinses, kroop het grijze bolletje pluis met vier witte sokjes en een wit befje naar me toe en keek me aan. ‘Wij horen bij elkaar!’ las ik in zijn oogjes en zo was het. We waren onafscheidelijk. Daarom was het moeilijk voor Pudje toen Luckje, een prachtige zwart-witte roverhoofdman, een paar jaar later de tuin en ons leven binnenwandelde. Luckje, hij kwam zag en overwon! Hij kwam op een moment dat ik een moeilijke tijd had door boosheid van buitenaf. Zou hij gestuurd zijn om me te troosten? Ik ben er wel zeker van. Ik was dol op hem maar Pudje vond het niet leuk me te moeten delen en Luckje was vast van plan Pudje op de tweede plaats te zetten. Hij had zijn plekje gevonden en wilde geen concurrenten. Ik moest ze gescheiden houden en ja, Luckje wilde vrij zijn.
Wij leven in een bos maar er zijn vossen en de weg is niet ver. Ik vind niet dat je poezen in de huidige wereld los kunt laten lopen. Voor Pudje bouwden we een prachtige ren. Luckje mocht vrij blijven. Hem vasthouden zou niet eerlijk zijn. Na een jaartje was hij ineens verdwenen. Nog mis ik hem intens en ik blijf zoeken. Misschien had hij een andere missie te volbrengen? Het kan zeker. Pudje en Donsje troostten me. Donsje, haar naam zegt het al, zacht als Dons, werd ruw het leven ingegooid, toen haar nestje door een stroo-pers werd overreden. Haar nestgenootjes kwamen om. Mijn lieve vriendin Maria van Poezenbel bracht haar groot en ik mocht haar hebben. Nu is ze een echt sterretje geworden en heeft al een paar televisieoptredens achter de rug. Ze kan echt dansen. PirouetjesJ. Mickje, een prachtig schildpadpoesje, werd midden in de winter - er lag een dikke laag sneeuw - over het hek ge-‘mikt’. Broodmager en met een lelijke navelbreuk. Ongelooflijk hoe wreed mensen kunnen zijn. Ik was heel bang dat Pudje haar niet zou willen accepteren, maar wonderlijk genoeg werden ze dikke maatjes. Mickje was ongelooflijk bang voor mensen toen ze hier net was, maar nu is ze een superknuffel, die harde kopstootjes geeft. En spinnen dat ze kan! Ze kruipt soms bijna in me, zo lief.
Daarna, nadat mama overgegaan was naar haar volgende leven, kwamen Daimke en Catje bij ons wonen. Ook twee Poezenbelpluisjes. En ja, Poezenbel-katjes zijn een zeer speciaal ras. Pure bolletjes liefde en warmte en superknuffels. Daimke was, samen met haar twee zusjes, Daatje en Dotje, gevonden door Renate Leijen, de beroemde schilderes, toen ze nog maar een paar uur oud waren. Alle drie zijn ze opgegroeid tot prachtige poezenkindjes. De zusjes schrijven regelmatig met elkaarJ Catje was samen met haar broertjes gedumpt toen ze ongeveer zes weekjes waren. Ze leefde twee dagen in een boom, voor ze bij Maria gebracht werd. Catje en Daimke werden hartsvriendinnetjes en natuurlijk mochten ze bij elkaar blijven. Chummeke, een prachtig Lilac Brits Korthaar manneke, kreeg ik van mijn vriendin Chantal. Ik ben haar zo dankbaar. Chum is heel speciaal. Ik heb hem nog nooit horen blazen. Hij is met iedereen goede maatjes. Een echt Chummeke, dat vriendje betekent. Hij slaapt iedere nacht op zijn ruggetje tegen mijn kussen aan. Pootjes in de lucht. Een Wondertje.
En als laatste kwam Tommeke in ons leven. De prachtige echte wilde boskater. Zijn verhaal heeft al in Kattenmanieren gestaan. Ik zie hem steeds vaker in de tuin. Prachtige, felgroene ogen heeft hij. Hij komt iedere avond eten, maar zal nooit echt tam worden. Hoeft ook niet. Hoe banger hij is van mensen, hoe minder kans op een ongeluk. Toch is het griezelig, een poes los te laten lopen. Ik ben iedere morgen blij als het eten op is.
Vr. Ben je nu gelukkig?
Antw. Ja, voor de volle honderd procent. Ik was gewoon niet voorbestemd om DA te worden. Toen ik geheeld was, heb ik een aantal jaren anorexia-Patiënten
begeleid. Ook schreef ik twee boeken over die ziekte, samen met mijn vriend Rudi. Ik deed het met heel mijn hart, maar mijn grote liefde is toch poezen. Bovendien is mijn energie beperkt. Je kunt niet ongestraft lange tijd in Anorexia-land wonen. Ik moest kiezen. Ik volgde Bachbloesemcursessen en help nu vooral poezen en mensen met poezenproblemen. Ik heb Wonderen op Pootjes en Spinnende Bengeltjes geschreven, met als doel poezenliefde en -kennis te verspreiden. Dus eigenlijk ben ik nu toch waar ik wilde zijn. Dieren helpen!
Vr: Denk jij dat dieren ons gestuurd zijn om ons bij te staan hier op aarde?
Antw. Oh, heel zeker. Onze Lieve Heer stuurt ons, keer op keer, dierenengeltjes om ons te helpen. Zonder de onvoorwaardelijke liefde, hulp en steun van mijn poezenkindjes en Karma, mijn lieve Korthaarcollie, zou ik nooit geheeld zijn. Zij gaven me bovendien een reden om te vechten. Uit de vele prachtige reacties, die ik op mijn boeken krijg, blijkt dat ik zeker niet de enige ben die dat zo voelt. Wondermooie brieven zijn het over hoe iemand echt alleen dankzij haar poezen of hondenkindje in leven is gebleven.
Vr: Iets voor een volgend boek?
Anw. Misschien.
Alle verhalen over de poezen en nog veel meer kunt u in Wondertje en Spinnetje lezen.